Hoewel colleges vaak verlopen volgens een min of meer vaststaand ‘script’ en de verschillende onderdelen een vaste volgorde hebben, is het belangrijk dat de docent de overgangen tussen die onderdelen duidelijk aangeeft. Het ligt immers niet van tevoren vast hoe lang een bepaald onderwerp in beslag neemt en dus niet wanneer de overgang van het ene naar het andere zal worden gemaakt. Bovendien is niet iedere student op ieder moment even geconcentreerd bij het gebeuren betrokken, waardoor een onverwachte wending onrust en onzekerheid kan veroorzaken.
Overgangen expliciet markeren
Het lijkt in het begin erg overdreven en onnatuurlijk om voortdurend te ondertitelen wat je aan het doen bent of gedaan hebt en vast aan te kondigen wat je nog van plan bent te doen – en dat eerst globaal aan het begin van een college en dan ook nog eens lokaal, bij iedere overgang.
Maar het is wel nodig en nuttig deze ankers in je discours aan te brengen. Eén docent vergelijkt ze met de markeringen op de vloer bij een filmopname die zorgen dat de acteurs precies weten hoe ze moeten lopen (zie Plan en improvisatie).
Om onrust en onzekerheid bij de studenten te voorkomen, is het dus belangrijk overgangen daadwerkelijk als zodanig te markeren. Eigenlijk heeft een overgang een driedelige functie: het afsluiten van het voorafgaande, de studenten tijd te geven zich geestelijk voor te bereiden op wat komen gaat en een begin maken met het volgende onderdeel.
Zo’n overgang moet dus ‘dik’ zijn: neem de tijd om hem zowel verbaal en non-verbaal te markeren. Om een voorbeeld te geven: “Tot zover de huppeldepuptheorie …. Tenzij er op dit moment nog vragen zijn .. (pauzeren, rondkijken) … Nee? … Zeker weten? .. Het is een ingewikkeld onderwerp dus ik kan me goed voorstellen dat je het niet allemaal onmiddellijk begrijpt … (ook echt pauzeren en rondkijken)… Nou, we komen er volgende week nog op terug .. Okay, dan gaan we nu over tot een heel ander onderwerp nl. …”
Dit lijkt misschien een overdreven voorbeeld, maar als je je indenkt dat je vaak 20 of meer studenten tegelijkertijd moet ‘meenemen’, dan is het de tijdsinvestering meer dan waard.
Discourse markers
Lichaamstaal, prosodie, veranderingen in toon en ritme, pauzes en verbale markers als ‘OK’, ‘Goed’ en dergelijke zijn signalen dat er iets nieuws begint of iets wordt afgesloten.
Zij signaleren de scharnieren in een betoog en zijn vaak een soort Janushoofdjes: ze kijken zowel terug als vooruit
Zeker als de stof helemaal nieuw is voor de studenten hebben zij houvast aan die ankers in een lopend discours. Als ze even wegdromen of iets niet direct begrijpen kunnen ze zo de draad makkelijker weer oppikken. Om onderscheid te maken tussen verschillende typen overgangen gebruikt men wel de technische termen PUSH- en POP-marker. Het kan handig zijn je van dat verschil bewust te zijn.
PUSH staat voor: hier begint iets nieuws, een volgend onderwerp of een inbedding die structureel verband heeft met het voorgaande. Bij structurele overgangen (uitweidingen; inbeddingen) vaak in combinatie met verbale markers als: ‘trouwens’; ‘nu even een uitstapje naar ..’ e.d.
POP-markers geven aan dat je iets afsluit of een onderwerp dat eerder aan de orde is weer herneemt, oppikt, bijv. na een uitweiding, een interruptie, een voorbeeld of een vraag van de studenten. Verbale markers als ‘OK’, of ‘Goed’ – dan gaan we nu ..’ of uitdrukkingen als ‘we hebben nu gezien dat ..’ zijn typische voorbeelden van POP-markers (closure).
Begin en einde markeringen
Begin- en einde markeringen van college-episoden gaan vaak gepaard met veranderingen van positie, houding, en toon. Duidelijke overgangen zijn geclusterd, multimodaal.
BKO Overgangen maken
Onhandigheden bij het maken van overgangen en het geven van instructies zijn typisch problemen waar beginnende docenten mee te maken hebben.
Kun je je een dergelijke onhandigheid herinneren die consequenties had voor het verloop van het college, bijv. verwarring zaaide?